Achtergrond
Net als uw organisatie die voor een digitale uitdaging staat die jullie wellicht voor het eerst aangaan, moesten ze in Parijs immers bedenken een aantal jaar geleden hoe ze die geweldig grote uitdaging van de Olympische Spelen te organiseren zouden aangaan. Een megaproject met veel risico en geen garantie op succes, laat staan een standaard stappenplan.
In How Big Things Get Done onthullen Bent Flyvbjerg, een expert in megaprojecten, en co-auteur Dan Gardner waarom grote projecten vaak ontsporen – en hoe het anders kan. Ze hebben zeker meningen hierover, maar ze baseren zich op decennia data van projecten in allerlei sectoren. Hoewel het boek vooral focust op megaprojecten zoals bruggen die gebouwd moeten worden en wat het betekent om de Olympische spelen te moeten organiseren, vind ik de lessen verrassend toepasbaar op digitale projecten van elke schaal.
Een van de belangrijkste inzichten is dat de meeste grote projecten structureel te laat, te duur en ondermaats zijn. Dit komt niet alleen door pech of externe omstandigheden, maar vooral door systematische fouten in planning en besluitvorming. Denk aan over-optimisme, onderschatting van risico’s en het ontbreken van realistische scenario’s. Flyvbjerg noemt dit trouwens het "plan-voorspelbare-mislukking"-patroon.
Lessen voor digitale projecten
De auteurs pleiten daarom voor een radicaal andere aanpak: begin met het einde in gedachten en werk methodisch terug. In plaats van meteen te bouwen of te coderen, moet je eerst heel precies definiëren wat er bereikt moet worden. Gebruik vergelijkbare, succesvolle projecten als referentie ("reference class forecasting") om realistischer te plannen. Dit is essentieel in digitale projecten, waar scope creep, tech-debt en mislukte launches vaak het gevolg zijn van slecht gedefinieerde doelen. Was het voor wel duidelijk genoeg in het begin wat er precies moest gerealiseerd worden? En had iedereen daar hetzelfde idee over?
Een ander krachtig principe uit het boek is: denk modular en iteratief. Grote dingen slagen vaker als ze worden opgebouwd uit kleinere, goed geteste onderdelen. Dit lijkt sterk op agile- en lean-methodologieën binnen digitale projecten, waar werken in sprints en MVP’s cruciaal zijn voor succes. Think big, start small – dat is de essentie.
Ten slotte onderstrepen Flyvbjerg en Gardner het belang van de juiste mensen. Teams met ervaring in vergelijkbare projecten, die weten hoe ze obstakels kunnen overwinnen, maken het verschil. Mensen hiervoor zetten die nog nooit in een vergelijkbare context een project hebben opgeleverd, is immers statistisch gezien een slecht idee, stellen Flyvberg en Gardner vast. In digitale context betekent dat: investeren in de juiste technologiën, samenwerking met de juiste implementatiepartners, product owners en project leads met relevante ervaring kunnen aanhaken, dat is een belangrijk voordeel – geen flashy pitches, maar stabiele uitvoering.
Kortom, How Big Things Get Done biedt geen standaard stappenplan, maar een scherpzinnige kijk op waarom projecten falen en hoe ze kunnen slagen. Voor digitale projecten is het boek een krachtige reminder: bouw slimmer, niet groter – en plan alsof je toekomst ervan afhangt. We hebben ervan genoten.